Royalty’s en de inkomenspositie van auteurs

22-11-2019

KVB Boekwerk heeft opnieuw onderzoek verricht naar de inkomsten van auteurs uit boekenverkoop: de ontvangen royalty’s. Dit onderzoek is een aanvulling op de onlangs verschenen Monitor Makers, waarin aantallen Nederlandse auteurs, vertalers en hun werk op een rij zijn gezet. Met dit onderzoek voegen we daar de royalty’s die auteurs verdienen aan toe. Ook proberen wij – op basis van eerder onderzoek – in te schatten hoe hoog de andere vormen van inkomsten zijn voor auteurs. Voor de vertalers is onderzoek naar inkomsten uit royalty’s vooralsnog technisch niet mogelijk.

In de novembereditie van Boekblad in 2019 is een artikel verschenen over dit onderzoek. Dit onderzoek kunt u hier vinden.

Betere steekproef en onderscheid tussen auteurs

Nieuw in dit onderzoek is de beschikbaarheid van een betere steekproef, waardoor de cijfers representatiever zijn. Dit betekent wel dat cijfers over royalty’s kunnen afwijken van de vorige editie. Daarnaast doen we recht aan de verschillende soorten auteurs die actief zijn in het vak. Niet alle auteurs hebben de mogelijkheid om direct uit de boekenverkoop hun voornaamste inkomsten te halen. Voor veel auteurs is het schrijverschap namelijk een nevenactiviteit, naast een andere baan. Voorbeelden hiervan zijn consultants die een managementboek uitgeven of experts van wie de voornaamste activiteit het geven van lezingen is en die aanvullend een boek publiceren. Maar denk ook aan de verkoop van handelsedities van dissertaties en hobbyschrijvers. Al deze auteurs zijn meegenomen in het onderzoek, mits de royalty’s in de onderzochte periode 2014 tot en met 2018 hoger zijn dan €1.

Voor slechts een klein deel van de auteurs geldt dat royalty’s substantieel zijn en schrijven hun voornaamste beroepsactiviteit is. Daarnaast is er een groep auteurs die er een gemengde schrijfpraktijk op na houden met inkomsten uit bijvoorbeeld royalty’s, optredens, schrijfopdrachten, subsidies en een baan (al dan niet binnen het vakgebied).

We onderscheiden vier groepen auteurs op basis van ontvangen royalty’s in een bepaald jaar:

  • nevenactiviteit: auteurs voor wie de royalty’s tussen de € 1 en € 1.000 liggen;
  • secundair inkomen: auteurs met royalty’s tussen de € 1.000 en brutominimumloon (€ 18.900);
  • gemengde schrijfpraktijk: auteurs met royalty’s tussen brutominimumloon en modaal (€ 37.000); en
  • volledige schrijfpraktijk: auteurs die meer dan modaal aan royalty’s ontvangen.

Naast royalty’s ook andere inkomsten

Nieuw is ook dat we naast de royalty’s ook andere bronnen van inkomen proberen in te schatten, om zo een totaal inkomen te berekenen. Dit is mogelijk mede dankzij het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek naar de economische impact van het boek (2019). Onderzoeksbureau SEO spreekt over “inkomsten uit afgeleide producten en diensten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan optredens van auteurs en om op boeken gebaseerde films en musicals”. SEO beperkt zich daarbij op de omzetbronnen van de auteur als ondernemer. Dat betekent dat alleen inkomsten worden meegenomen die direct verband houden met de verkoop van boeken zoals reprorecht, leenrecht en licenties. Een eerder onderzoek Inkomensonderzoek schrijvers en vertalers (Van der Veen et al., 2016) geeft een gemiddelde verdeling weer van het inkomen van auteurs, inclusief inkomen uit dienstverbanden of andere werkzaamheden.

Context van de Nederlandstalige markt

De royaltyomzet van auteurs is aan de hand van de staffelberekening in het (vaak gehanteerde) modelcontract gekoppeld aan de afzet in de markt. Waar bij de totale verkoop van boeken de omzet in de afgelopen jaren stijgt, geldt dat niet voor het Nederlandstalige deel van de markt (zie Marktmonitor van KVB Boekwerk). Dat aandeel daalt de afgelopen jaren licht. Het Nederlandstalige deel staat onder druk van een toenemend aandeel anderstalige titels. Dit betekent dat Nederlandse auteurs in totaliteit minder royalty’s te verdelen hebben. Daarnaast bestaat het fenomeen bestsellerisering. De afzet en omzet van toptitels is steeds vaker verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de totale markt. Vanzelfsprekend heeft dit invloed op de verdeling van royalty’s onder alle Nederlandse auteurs.

Om de context weer te geven is in figuur 1 de index (2012 = 100) opgenomen voor de afzet van de algemene markt, de anderstalige titels en de Nederlandstalige titels. Daarin is zichtbaar dat de anderstalige titels in opmars zijn en dat de afzet van Nederlandstalige titels weer daalt sinds 2016 en nauwelijks hersteld is sinds 2012. Let wel, dit is inclusief naar het Nederlands vertaalde titels. In deze marktcijfers van GfK is geen onderscheid mogelijk naar vertaald of in oorspronkelijk Nederlands.


Figuur 1: index afzet totale algemene boekenmarkt, literair-cultureel segment, Nederlandstalige markt en anderstalige markt (2012 = 100).

Naast alle auteurs in de Nederlandstalige algemene boekenmarkt, is er een analyse gemaakt van auteurs met literair-culturele titels, gebaseerd op de selectie van literair-culturele NUR-codes. In samenwerking met het Letterenfonds is ook een selectie gemaakt van auteurs die in de afgelopen jaren (2014-2018) op enige wijze een bijdrage ontvingen van het fonds, bijvoorbeeld omdat een werk in het buitenland is vertaald, een reisvergoeding voor optredens in het buitenland of die een projectbeurs ontvingen voor het schrijven van nieuw werk. Deze brede selectie is gemaakt om verschillende groepen auteurs met elkaar te vergelijken en dient niet als harde grens tussen ‘literaire’ en ‘niet-literaire’ auteurs gezien te worden. In totaal beschrijven we de markt dus op drie manieren:

  • de Letterenfondsselectie, op basis van de selectie van het Letterenfonds;
  • de gehele oorspronkelijk Nederlandstalige algemene boekenmarkt; en
  • het literair-culturele segment daarbinnen.

Let op: de onderstaande onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op een deel van de algemene boekenmarkt, namelijk alleen titels in oorspronkelijk Nederlands, alleen afzet in papier en van levende auteurs. Het betreft een uitsnede van de markt en kan niet vergeleken worden met algemene cijfers over de markt, zoals KVB Boekwerk die publiceert in de Markt Monitor. Voor een toelichting, zie de onderzoeksverantwoording onderaan de pagina.

11% van auteurs verantwoordelijk voor 36% van de royalty’s

Onderstaande figuur 2 laat zien hoe de auteurspopulatie is opgebouwd. Na onze selectie zijn er in de algemene boekenmarkt jaarlijks gemiddeld 16.100 auteurs die in de periode 2014-2018 inkomsten hadden uit royalty’s. Meer dan de helft daarvan (53%) heeft literair-cultureel werk gemaakt. Ongeveer 1.800 auteurs behoren tot de Letterenfondsselectie; zij nemen slechts 11% van de totale populatie voor hun rekening.

Figuur 2: Het gemiddelde aantal auteurs per jaar dat in de periode 2014-2018 royalty’s heeft ontvangen

Figuur 3 hieronder laat zien dat auteurs uit de Letterenfondsselectie relatief meer royalty’s ontvangen dan de andere auteurs. Gemiddeld genomen wordt er jaarlijks € 18,1 miljoen aan totale royalty’s uitgekeerd aan Nederlandstalige auteurs. Ruim een derde daarvan is voor rekening van auteurs in de Letterenfondsselectie, terwijl zij slechts 11% uitmaken van de totale auteurspopulatie. Gemiddeld ontvangen deze auteurs dus meer royalty’s dan auteurs buiten de selectie. Het verschil kan onder meer verklaard worden doordat het om verschillende typen auteurs gaat. Het is aannemelijk dat in de gehele markt een grote groep auteurs geen mogelijkheid heeft om vooral direct uit de verkoop hun voornaamste inkomsten te halen. Voor deze auteurs is het schrijverschap een nevenactiviteit, naast een andere baan. Tevens is het aannemelijk dat binnen de Letterenfondsselectie er relatief meer auteurs zijn voor wie de beroepspraktijk bestaat uit het schrijven van boeken en direct afgeleide werkzaamheden. Voor hen is het een belangrijker deel van hun inkomen.

Het jaarlijkse percentage van de totale royalty’s dat naar auteurs uit de Letterenfondsselectie gaat schommelt rond de 36%. In 2016 was dit 39% en in 2018 32%. In de laatste paar jaar is er sprake van een lichte daling.

Figuur 3: Gemiddelde jaarlijkse verdeling van de royalty’s over de drie groepen

Hieronder bespreken wij de inkomsten van de drie markten voor auteurs. Voor de analyse zijn auteurs verdeeld in percentielen. Daarbij zijn auteurs eerst gerangschikt van laag naar hoog op basis van jaarlijks ontvangen royalty’s. Vervolgens is de groep opgedeeld in honderd gelijke delen (de percentielen). Het eerste percentiel is dat deel dat per jaar de minste royalty’s heeft verdiend en het honderdste percentiel is het deel met de meeste royalty’s. De onderzoeksresultaten hebben betrekking op jaarlijkse gemiddelden uit de periode 2014-2018.

Bestsellerisering: meeste royalty’s naar kleine groep

De auteurs in de Letterenfondsselectie vormen het uitgangspunt en vergelijken we met het literair-culturele segment en de algemene boekenmarkt. Figuur 4 laat zien dat de inkomstenverdeling uit royalty’s een voorspelbare steile curve geeft. Dat wil zeggen dat er een beperkt deel van de auteurs is dat in ieder segment een substantieel bedrag overhoudt aan de verkoop van hun boeken. Dit beeld is in overeenstemming met eerdere analyses van KVB Boekwerk naar ‘bestsellerisering’. Uit die analyses blijkt dat een klein aantal boektitels verantwoordelijk is voor een groot aandeel in de afzet en omzet. In 2018 is de top 100 best verkochte boeken bijvoorbeeld goed voor 16% van de omzet. De 10.000 meest verkochte titels zijn goed voor 80% van de totale omzet. Dit terwijl er volgens GfK jaarlijks 135.000 verschillende titels over de toonbank gaan.

Meeste royalty’s in de Letterenfondsselectie

Wat opvalt, is dat een relatief groot deel van de auteurs uit de Letterenfondsselectie substantieel royalty’s ontvangt met de verkoop van boeken. Bij het 99e percentiel ontvangt deze groep auteurs jaarlijks gemiddeld een bedrag van € 72.900 per persoon. Bij de algemene boekenmarkt blijft dit percentiel steken op € 17.700 en bij het literair-cultureel deel op € 20.300.

Figuur 4: beschrijving van de totale populatie auteurs onderverdeeld naar algemene boekenmarkt, Literair-cultureel en de Letterenfondsselectie. De auteursinkomsten is gesorteerd van weinig naar hoog en vervolgens zijn de uitkomsten opgedeeld in 100 gelijke delen (de percentielen).

Figuur 5 geeft een specifieker beeld: er is ingezoomd op de hoogste percentielen (vanaf percentiel 89). Deze grafiek heeft betrekking op ongeveer 1.800 auteurs voor de totale algemene boekenmarkt, 900 voor het literair-culturele segment en 200 voor de Letterenfondsselectie. Bij elk percentiel ligt het bedrag bij de Letterenfondsselectie 3 à 4 keer hoger dan bij de algemene boekenmarkt of het literair-cultureel segment. Tussen het 96e en 97e percentiel ontvingen auteurs in de Letterenfondsselectie substantieel meer royalty’s dan € 20.000. Voor de totale markt en het literair-culturele segment ligt dit later, namelijk pas bij het 99e percentiel.

Verschillen aan de top zijn groot

Wanneer wij kijken naar de verdiensten van de top, zien we dat in de Letterenfondsselectie individuele gevallen kunnen oplopen tot meer dan € 400.000 – in uitzonderlijke gevallen zelfs tot € 1 miljoen in sommige jaren. Voor het literair-culturele segment en de algemene boekenmarkt blijft de top steken op respectievelijk € 150.000 en € 100.000. Een behoorlijk verschil dat laat zien dat de top van de boekenmarkt wordt beheerst door schrijvers uit de Letterenfondsselectie.

Figuur 5: Algemene boekenmarkt, literair-culturele selectie en Letterenfondsselectie, ingezoomd op de hoogste percentielen, gemiddelde voor de jaren 2014 tot en met 2018

Beroepsauteurs verdienen meer

Een klein deel – 3,4% – van de auteurs uit de Letterenfondsselectie behoort tot de categorieën van gemengde en volledige schrijfpraktijk. Het gaat jaarlijks gemiddeld om 60 auteurs. Zij ontvangen samen 73% van de royalty’s. Voor ruim driekwart van de auteurs is het schrijven van boeken een nevenactiviteit. Zij ontvangen jaarlijks minder dan duizend euro aan royalty’s: deze auteurs verdienen gemiddeld € 160, samen 3% van het totale bedrag aan royalty’s in het marktsegment van de Letterenfondsselectie. Voor 350 auteurs vormen de royalty’s een secundair inkomen.

Figuur 6: Grootte van de inkomensgroepen binnen Letterenfondsselectie, hun gemiddelde over vijf jaar in jaarlijkse aantallen, royalty’s en aandelen van het totaal.

In het literair-culturele segment (figuur 7), zien we dat het aandeel auteurs in gemengde en volledige schrijfpraktijk met 1,1% lager ligt dan in de Letterenfondsselectie. In absolute zin gaat het om meer schrijvers (91). Zij ontvangen 61% van de royalty’s. De ruime meerderheid (89%) valt in de groep ‘nevenactiviteit’.

Figuur 7: Grootte van de inkomensgroepen binnen het literair-culturele segment, hun gemiddelde over vijf jaar in jaarlijkse aantallen, royalty’s en aandelen van het totaal

De algemene boekenmarkt (figuur 8) lijkt erg op het literair-culturele segment en heeft eveneens 89% van de auteurs in de groep ‘nevenactiviteit’. Het gaat om 14.300 auteurs die 10% van de royalty’s krijgen. Er is een selecte groep van 147 auteurs in de bovenste twee categorieën die 55% van de royalty’s opstrijken.

Figuur 8: Grootte van de inkomensgroepen binnen de Algemene Boekenmarkt, hun gemiddelde over vijf jaar in jaarlijkse aantallen, royalty’s en aandelen van het totaal.

Wanneer wij tot slot de algemene boekenmarkt vergelijken met de Letterenfondsselectie, zien we dat in deze selectie een kleiner deel van de auteurs in de lage inkomensgroepen zit en een groter deel in de hogere. Per groep is ook het gemiddelde inkomen hoger dan in de algemene boekenmarkt. Dit lijkt erop te wijzen dat auteurs waarvoor het aannemelijk is dat het een primair beroep is, ook daadwerkelijk meer verdienen uit de verkoop van hun boeken dan de gemiddelde auteur.
Daling van royalty’s’ in de Letterenfondsselectie
Onderstaand tonen we de trend in aantal auteurs met substantiële inkomsten uit royalty’s. Uit de index (2014 = 100) blijkt dat het aantal auteurs in de categorieën van gemengde en volledige schrijfpraktijk sinds 2014 redelijk stabiel is, met uitzondering van de Letterenfondsselectie. Daarin is een daling zichtbaar van auteurs die in deze categorieën vallen. Deze daling is ten dele te verklaren vanuit de daling van de afzet van de Nederlandstalige markt, en die mogelijk meer doorwerkt in het segment van de Letterenfondsselectie dan in algemene of literair-culturele markt. Zie figuur 9 hieronder.

Figuur 9: Trends in het aantal auteurs in de categorieën van gemengde en volledige schrijfpraktijk. Voor deze index (2014 = 100) zijn beide inkomenscategorieën bij elkaar opgeteld.

Onderstaande tabel laat zien bij welk percentiel de overgang van de ene naar de andere categorie lag in 2014 en in 2018. Daarbij is te zien dat de percentielen in 2018 bijna overal iets hoger liggen dan in 2014; dit betekent dat in 2018 een kleiner deel een hoger inkomen haalt uit boekverkoop dan in 2014. Hoewel dit steeds een verschil van slechts een paar procentpunten is, zijn dit toch aanzienlijke veranderingen in aantallen auteurs. Bijvoorbeeld: waar in 2014 nog 2,3% van de auteurs in de Letterenfondsselectie substantieel royalty’s ontving, is dit in 2018 slechts 1,5% – een derde minder. De verschillen zijn in dit segment het grootst; bij de totale markt en het literair-culturele segment zijn de verschillen kleiner.

Figuur 10: ontwikkeling percentielen (2018 versus 2014) voor de inkomensgroepen (omslagpunt)

Toelichting bij het onderzoek

Primaire bron: Depot van Nederlandse publicaties

Voor dit onderzoek zijn twee databronnen aan elkaar gekoppeld. Als primaire bron is het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek (KB) gebruikt. Dit is een lijst van publicaties van alle bij de KB bekende Nederlandse auteurs. In het depot worden allerlei soorten boeken opgenomen. Niet alleen boeken voor algemeen publiek, zoals informatieve boeken, literatuur, kinder- en jeugdboeken en spannende boeken, maar ook studie- en wetenschappelijke titels. Alle ISBN’s van Nederlandse auteurs die zijn verschenen vanaf 2008 zijn in dit onderzoek meegenomen. Sommige titels of ISBN’s ontbreken in het depot: wat uitgevers niet aanleveren bij de KB, komt ook niet in het depot terecht.

Het metadataverwerkingsbureau Ingressus heeft de data van de KB verrijkt met nieuwe kenmerken per ISBN zoals een gestandaardiseerde unieke auteursnaam, AWSO-code, geboorte- en sterfjaar van de auteur, of een titel oorspronkelijk in het Nederlands is geschreven of vertaald, wat de rol van de maker is: auteur of vertaler, et cetera.

De lijst met publicaties is gefilterd zodat de lijst met ISBN’s alleen betrekking heeft op:

  • boeken uit de algemene boekenmarkt (zonder educatieve en wetenschappelijke publicaties);
  • papieren boeken (zonder digitale publicaties en luisterboeken in verband met het modelcontract dat alleen voor papieren boeken geldt);
  • boeken die oorspronkelijk in het Nederlands zijn geschreven (vertalingen zijn eruit gefilterd);
  • leesboeken (non-books zijn eruit gefilterd);
  • auteurs die nog leven.

GfK verkoopdata

De tweede gebruikte bron bestaat uit de verkoopdata van GfK die via het scanonderzoek is verkregen. Met verkoopdata bedoelen wij de jaarlijkse afzet en omzet van elke unieke oorspronkelijk Nederlandstalige titels vanaf 2008. GfK registreert wekelijks kassa-aanslagen van verkochte boeken in Nederland. De data worden rechtstreeks van (online) boekenretailers verkregen: dit zijn de ‘panelleden’ van GfK. De panelleden hebben een dekkingspercentage van 90% van de algemene boekenmarkt. De verkoopdata zijn beschikbaar op ISBN.

Het is helaas niet mogelijk om de gehele database van GfK met verkoopcijfers te koppelen aan alle data van KB. Dit heeft verschillende redenen. GfK registreert bijvoorbeeld alleen verkopen via de retail. Ook zijn deze gegevens exclusief de omzet in België. Daarnaast registreert KB alleen ISBN’s van nieuwe boeken; wanneer een bestaand boek opnieuw wordt uitgegeven met een nieuwe ISBN, wordt deze vaak niet opgenomen in de KB-database, maar wel gebruikt door GfK. In eerste instantie bedroeg de matching per jaar gemiddeld op 70%. Door gebruik te maken van NSTC-codes is het matchingpercentage verhoogd naar 75%. NSTC staat voor National Standard Text Code. Het is, net als een ISBN, een uniek nummer. Een NSTC is bedoeld om álle verschijningsvormen van een titel samen te identificeren. Het uiteindelijke matchingpercentage is een goede steekproef.

De reikwijdte van het onderzoek beperkt zich tot titels gepubliceerd tussen 2008 en 2018. De verkoop van deze titels is voor de periode 2014-2018 geanalyseerd. Aan de hand van het modelcontract voor auteurs en uitgevers is de royalty-omzet berekend. Het gevolg van deze aanpak is dat de resultaten gezien moeten worden als indicatoren.

Nieuwe berekening

In de praktijk kan het natuurlijk voorkomen dat een titel over meerdere jaren verkocht wordt en meetelt voor de staffelberekening. Deze berekening wijkt af van die van vorig jaar, doordat de staffel cumulatief is toegepast en niet per jaar. Het laten doorlopen van de verkopen per jaar levert een nauwkeurigere berekening op. De vorige keer is dit niet gebeurd: elk jaar werd opnieuw de staffelberekening voor het percentage aan royalty uitgevoerd. Nadeel van deze nieuwe methode is echter wel dat wij voor de verkochte titels de gemiddelde prijs door de jaren heen is berekend in plaats van een berekening per jaar. Deze nieuwe methode houdt dus geen rekening met later gepubliceerde (soms duurdere of goedkopere) versies van boeken.

Modelcontract als uitgangspunt

Om de jaaromzet van het werk van een auteur om te rekenen naar de inkomsten voor die auteur, moet rekening gehouden worden met de royalty’s die die auteur ontvangt. De hoogte van deze royalty’s hangt af van de hoogte van de afzet. Gebaseerd op het modelcontract voor auteurs is de onderstaande staffel gehanteerd om de inkomsten per auteur te schatten. Auteurs ontvangen:

  • 10% van de omzet (exclusief btw) bij verkoop van 1 tot 4.000 exemplaren;
  • 12,5% bij verkoop van 4.001 tot 10.000 exemplaren;
  • 15% bij verkoop van 10.000 tot 100.000 exemplaren; en
  • 17,5% bij verkoop van meer dan 10.000 exemplaren.

Vervolgens is, afhankelijk van de bovenstaande staffel, berekend hoeveel auteurs verdiend hebben aan de verkoop van hun boeken. Een beperkende factor is dat titels vaak ook een alternatief ISBN hebben. Zo heeft een hardcopy vaak een ander ISBN dan een paperback versie. Deze alternatieve versies zijn wel meegenomen in het onderzoek, maar voor de staffelberekening bleek het vooralsnog lastig om alle alternatieve ISBN’s te groeperen met de oorspronkelijke ISBN. Het gaat immers om dezelfde titel waarover de staffel betrekking heeft. Hierdoor zal het aantal verkochte exemplaren per titel lager uitvallen dan daadwerkelijk het geval.

De data gaat over een periode van 2008 tot en met 2018. Dit betekent dat titels die voor 2008 zijn verschenen niet worden meegeteld bij de inkomsten van auteurs uit boekverkoop. Hierdoor zullen de inkomsten van sommige (vooral succesvolle) auteurs lager uitvallen in dit onderzoek dan in werkelijkheid.