Schrijvers in de spotlight

08-03-2018

Door: Samuel Bom

De tijd dat schrijvers nooit hun eenzame zolderkamer verlaten ligt ver achter ons. Wie tegenwoordig schrijft moet regelmatig het land in, op zoek naar lezers. Naast de geijkte signeersessies in boekhandels of schoolbezoeken verwachten we dat auteurs (samen met hun uitgevers/agenten) verrassende nieuwe manieren verzinnen om hun verhalen, onderwerpen, boeken en zichzelf op de kaart te zetten.

KVB Boekwerk wil inzicht bieden in de trends van culturele activiteiten die literaire auteurs tegenwoordig ondernemen. Om beter te begrijpen wat er op dit moment gebeurt, vroegen wij naar de ervaringen van auteur Ronald Giphart, dichter Ellen Deckwitz, muzikant Corrie van Binsbergen en literair agenten Miranda Bruinzeel en Willem Bisseling over bijzondere schrijversoptredens. Van literaire concerten tot personeelsfeesten, de moderne auteur doet alles om zijn werk aan de man te brengen.

De activiteiten in dit artikel zijn voorbeelden van bijzondere optredens. Om meer reguliere activiteiten zoals boekpresentaties, scholen- en bibliotheekbezoeken en signeersessies in kaart te brengen, duiken we binnenkort in de cijfers van 2017 van onder meer de Schrijverscentrale en het Nederlands Letterenfonds. Een weerslag van dit onderzoek wordt in het voorjaar 2018 gepubliceerd.

Ronald Giphart: ‘De zuchtende, steunende dichter is goddank aan het verdwijnen’

foto Marc Deurloo

Ronald Giphart was niet de eerste Nederlandse schrijver die het theater introk, maar met jaren ervaring is dit zelfbenoemde ‘podiumbeest’ ondertussen een oude rot in het vak. Sinds hij in 1998 met Joost Zwagerman de voorstelling Hamerliefde maakte, is Giphart niet meer van het podium af te slaan. Hij stond samen met Martin Bril en Nico Dijkshoorn op de bühne en trekt nu samen met vaste kompaan Bart Chabot door Nederland. ‘Wij brengen literair variété naar het theater’, zegt hij. ‘Het is geen cabaret of hoogstaande literaire voordracht maar iets daartussenin, een vrolijke potpourri.’

Was die vrolijke potpourri in de jaren negentig nog bijzonder, tegenwoordig ziet de schrijver in en buiten het theater steeds vaker levendige literatuuroptredens: ‘Het slag dichter of schrijver dat zuchtend en steunend onhoorbare teksten mompelt, is goddank aan het verdwijnen.’ Als voorbeelden noemt hij nieuwe voordrachtsvormen als spoken word en slam poetry, maar ook schrijvers als Jules Deelder, Remco Campert en Nico Dijkshoorn. ‘Zij hebben hun steentje bijgedragen om te laten zien dat dit echt een vak is.’ Voor Giphart is een ervaren schrijver het aan zijn stand verplicht om zijn publiek iets mee te geven: ‘Wij zitten zoals Bril noemde in de “troost-business”. Wij vertegenwoordigen en bieden troost. Mensen zitten in de zaal voor liefdevolle, humoristische en aandoenlijke troost. Maar altijd om te verpozen.’

Is het geen ondankbaar werk om als schrijver een zaal te moeten vermaken? Absoluut niet, zegt Giphart. Sterker nog, de auteur krijgt er een hoop voor terug: ‘Theatermaken is bijna alsof je vakantie viert. Als we morgen niet meer geboekt worden, zouden ik en Bart nog steeds gaan. Slaan we wel de voorstelling over, maar dan gaan we gewoon rondlopen in zo’n stadje. Je bent even weg uit de sleur, je krijgt inspiratie en je laat je gezicht zien. Ik ga nooit met tegenzin het land in.’ Mocht die tegenzin ooit toch komen, dan kan Giphart naar eigen zeggen alsnog niet zonder: ‘Wanneer er een nieuw boek uitkomt heb ik de naam een schrijver van bestsellers te zijn, maar ik kan niet zonder de inkomsten van optredens. Ik denk dat er maar weinig zijn die alleen van de boekverkoop kunnen leven. In mijn geval zijn optredens eenderde van mijn inkomen.’ Die inkomsten komen niet alleen uit de kaartverkoop en bezoekers die een boek kopen, maar ook uit optredens voor de commerciële hoek: ‘Ik sta ook wel eens op personeelsfeesten waar ze bedacht hebben dat ze naast Marco Borsato ook een auteur willen.’ Zo bezocht hij deze zomer zeven keer een bedrijfsgeorganiseerd foodtruck festival. ‘Je staat tussen de hapjes en voor mensen die geen benul hebben wie die schrijver is. Als je extra je best doet en zo’n tent helemaal plat speelt, geeft dat echt een kick.’

Miranda Bruinzeel: ‘Het voelt meer als een avondje uit dan een bibliotheeklezing’

Volgens Miranda Bruinzeel is Ronald Giphart lang niet de enige auteur die regelmatig personeelsfeesten aandoet. Haar agentschap, Bureau Bruinzeel, bemiddelt bij commerciële opdrachten en optredens voor schrijvers als Tommy Wieringa, Susan Smit, Peter Buwalda en Giphart zelf. ‘We leven in een tijd waarin er steeds meer behoefte aan content is’, legt Bruinzeel uit. ‘Daarin worden schrijvers niet alleen meer voor het gesproken woord ingezet, maar ook voor hun bekendheid.’

Tien jaar geleden begon Bruinzeel met de organisatie van NightWriters, het literaire avondprogramma van de schrijver Kluun. Toen NightWriters stopte riep zij Bureau Bruinzeel in leven. ‘Mensen kunnen ons bellen voor een lezing, een optreden of een workshop’, somt zij op, ‘maar ook voor een column, reclamefilmpje of een op maat geschreven tekst.’

Dit commerciële circuit vraagt om een ander soort auteursoptreden. Voordrachten zijn vooral populair wanneer de schrijver een speciaal voor de gelegenheid geschreven tekst voorleest. Een avondvullende show van Saskia Noort, Georgina Verbaan en Stella Bergsma gaat niet op tour, maar wordt verkocht aan gelegenheden die ‘de krenten in de pap’ zijn. En evenementen als een literaire lunch, waar het publiek bij een bekende schrijver aan tafel aanschuift, worden als entertainment verkocht: ‘We kiezen populaire locaties en letten op de aankleding en kwaliteit van de catering. Het voelt meer als een avond uit dan een lezing in de bibliotheek.’

Volgens Bruinzeel zijn dit soort commerciële optredens een goede aanvulling op de traditionele auteursverschijningen: ‘We hebben een afspraak met de Schrijverscentrale. Zodra het commercieel wordt, sturen ze de opdracht naar ons door. Zij bedienen de scholen en bibliotheken, wij het bedrijfsleven, de reclamewereld en musea.’ Zij gelooft niet dat dit soort commerciële optredens de geloofwaardigheid van de schrijver bedreigen: ‘Binnen de schrijverswereld wordt het inmiddels veel meer geaccepteerd om je aan een merk te verbinden. Er worden minder boeken verkocht en het is een fijne bron van inkomsten.’ Toch zijn er wel grenzen waar je niet overheen wilt gaan: ‘Zolang het past is commercie geen probleem. Er is vaak een relatie tussen de opdracht en het schrijversvak. Je zult schrijvers niet snel hondenvoer zien aanprijzen.’

Willem Bisseling: ‘Soms mag de schoenmaker bij zijn leest blijven’

Moet iedere schrijver een podiumbeest zijn? Absoluut niet, denk Willem Bisseling. Samen met Paul Sebes staat hij aan het hoofd van Sebes & Bisseling Literary Agency, een van Nederlands grootste literaire agentschappen. Volgens hem is het belangrijk je gezicht te laten zien, maar hoeft niet iedere schrijver een spectaculaire show te geven. ‘Myrthe van der Meer (Paaz en Up) kan honderden mensen in een zaal krijgen, maar zij wil absoluut geen lezing geven. Bij optredens wordt ze door mij geïnterviewd.’ Het beste optreden is volgens hem dan ook iets dat bij de schrijver zelf past: ‘Ik zeg: schoenmaker, blijf bij je leest. Je bent een auteur, geen performer. Als je het kan, dan moet je het doen, maar een show opzetten is iets heel anders dan een lezing geven of een boek schrijven.’

Voor Bisseling is niet ieder optreden even nuttig: ‘Boekpresentaties hoef je echt niet voor pers en publiek te doen, dat kun je gewoon lekker voor familie en vrienden houden. Signeersessies gebeuren ook bijna niet meer want daar zit niemand op te wachten. We zeggen onze auteurs wel dat ze het moeten doen, maar voor beginnende schrijvers is het een rare vicieuze cirkel omdat de boekhandel je pas wil wanneer je al beroemd bent.’ Ook met optredens op popfestivals gaat de schrijver volgens Bisseling geen nieuwe lezers vinden: ‘Dat publiek is er voor de muziek, niet de literatuur. Wat je daar verkoopt is denk ik erg marginaal.’

Dat betekent absoluut niet dat Bisseling denkt dat ontmoetingen tussen lezers en schrijvers onbelangrijk zijn: ‘Als mensen jou leuk vinden, kopen ze sneller je boek. En schrijven is een eenzaam beroep. Wanneer je lezers ontmoet, bedien je het publiek dat in jou geïnteresseerd is en zij geven jou erkenning.’ Jonge schrijvers hoeven volgens hem niet direct het podium op, maar hebben veel profijt aan literaire festivals: ‘Festivals zoals Crossing Border zijn belangrijk, ook als je nog geen schrijver bent. Daar komen de vakmensen. Als jij een goed optreden neerzet komt er sneller een redacteur op je af. Ondertussen bouw je een netwerk op.’ Ook voor gevestigde auteurs zijn optredens onmisbaar: ‘Een boek is vluchtig. Doet de auteur twee weken niets, dan zakt het in. Blijf actief, laat je gezicht zien en ga in godsnaam de provincie in, dat wordt gewaardeerd. Maar zorg dat je ook op social media actief bent en elkaar opzoekt. Als je daar origineel bent, geeft het je meer dan een theateroptreden.’

Corrie van Binsbergen: ‘Literatuur als film voor de oren’

foto Keke Keukelaar

Auteurs werken niet alleen met elkaar, maar ook met andere kunstenaars samen. Een goed voorbeeld zijn de literaire muziekoptredens van Corrie van Binsbergen. Deze jazzmuzikant, bekend van haar ensemble Corrie en de Grote Brokken, is regelmatig met schrijvers op het podium te vinden om voordrachten muzikaal te begeleiden. ‘Ik noem het een film voor de oren’, zegt Van Binsbergen. ‘De muziek is geen achtergrondgeluid, maar een vehikel om het verhaal binnen te laten komen.’

Het idee ontstond toen Van Binsbergen zocht naar een libretto voor het programma Kado uit de hel! Als fervent lezer deed ze een greep in de literatuur. Dat beviel zo goed dat ze in 2003 een reeks schrijversconcerten met Remco Campert organiseerde. Sindsdien stond zij met vele auteurs op het podium, waaronder Kees van Kooten en Manon Uphoff. Ook maakt zij regelmatig producties met Toon Tellegen. ‘De mensen waar ik mee samenwerk moeten wel muzikaal zijn,’ legt ze uit, ‘anders werkt het niet. Ze moeten er gevoel voor hebben, ze moeten timing hebben en ze moeten op hun eigen manier een verhaal kunnen vertellen.’ Ook het ritme van de tekst speelt een grote rol. Als voorbeeld geeft Van Binsbergen het boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol van Dimitri Verhulst, dat zij in 2017 samen met de schrijver naar het toneel bracht. ‘Toen ik dat boek las, wist ik onmiddellijk dat ik er iets mee wilde doen. Verhulst zei ook dat het in zijn hoofd als muziek geschreven was. Zo’n tekst dwingt het gewoon af.’

De samenkomst van muziek en literatuur trekt ook nieuw publiek. Van Binsbergen: ‘De meeste mensen komen voor de schrijver of dichter, maar in een zaal als het Bimhuis is de helft van de zaal muziekliefhebber.’ Zo ontmoeten zowel schrijver als muzikant ongebruikelijke toeschouwers: ‘Het is heel leuk wanneer keurige oude dametjes je voor de muziek bedanken. Ik denk niet dat zij anders naar geïmproviseerde jazz zouden luisteren.’

Ellen Deckwitz: ‘Zonder optreden zou ik heel verdrietig worden’

foto Marc Deurloo

Ellen Deckwitz is een van de auteurs die met Corrie van Binsbergen samenwerkt. Dit jaar trekken zij door Nederland met een muzikale bewerking van de dichtbundel Olijven moet je leren eten. Voor Deckwitz is optreden ‘magisch’: ‘Zonder optreden zou ik heel verdrietig worden. Vooraf is het spannend, maar zodra de aandacht op je gevestigd is speel je in op de energie van de zaal. Het is net als een rockconcert, je kunt het publiek opzwepen.’

Als dichter doet Deckwitz alle podia aan, van theaters tot literaire festivals. Ook popfestivals zijn haar niet vreemd. Dit jaar staat ze voor de tiende keer op Lowlands. ‘Het publiek op zo’n festival neemt een eigen sfeer mee. Het is kicken om die vibe terug te geven.’ Zij heeft nog nooit meegemaakt dat een festivalpubliek, zoals Willem Bisseling zegt, geen behoefte aan literatuur heeft: ‘Het kwartje valt niet direct, maar wanneer het valt worden ze weggeblazen. Het is even iets anders nadat je chronisch overdonderd bent door de muziek.’

Volgens Deckwitz zijn festivals juist goede plekken om te laten zien wat poëzie kan doen. ‘Je staat voor een publiek dat misschien nog nooit een voordracht heeft gezien, dus je moet ze wel zijwieltjes geven. Als je over chrysanten begint, weten zij niet dat je inhaakt op een hele traditie in de Nederlandse poëzie.’ Om zo’n publiek een rode draad te geven, kan de dichter gebruik maken van dingen die het publiek wél kent. Zo droeg Deckwitz vorig jaar op Lowlands gedichten voor die op de populaire tv-serie Game of Thrones waren gebaseerd. ‘Er was nog nooit een literair optreden zo druk bezocht’, herinnert zij zich. ‘Na afloop bleek er zelfs buiten de tent nog een rij te staan.’ Zo’n succesvol optreden doe je niet voor spek en bonen: ‘Op één popfestival verkoop je meer bundels dan in een bibliotheek. En in een bibliotheek verdien je als dichter per avond meer dan met je gehele normale bundelverkoop.’

Naast popfestivals doet Deckwitz ook graag literaire festivals als Wintertuin en Geen Daden Maar Woorden aan. Het podium dat deze festivals bieden heeft volgens haar grote invloed op de dichtkunst in Nederland. ‘Op dit soort festivals kijken redacteurs naar podiumpoëzie. De gedichten moeten helder en van goede structuur zijn, want je kunt het niet teruglezen. Dat heeft de afgelopen vijftien jaar zeker zijn weerslag gehad in de bundels die verschenen. Die zijn nu veel toegankelijker.’