Toelichting bij het onderzoek

Voor het eerst doet KVB Boekwerk onderzoek naar de inkomenspositie van vertalers. Hierbij hebben we het onderzoek naar de royalty’s van auteurs als vertrekpunt genomen. Dat onderzoek is een aanvulling op de Makersmonitor, waarin aantallen Nederlandse (literair-culturele) auteurs, vertalers en hun werk in kaart worden gebracht.

Bij dit nieuwe onderzoek kijken we naar inkomsten van vertalers vanuit de ontvangen royalty’s, vergoeding per woord, royalty’s en subsidies van het Letterenfonds. Hierbij hebben we de afspraken tussen vertalers en uitgevers uit het modelcontract als uitgangspunt genomen.

In het onderzoek zijn niet meegenomen de gelden die vertalers daarnaast nog krijgen vanuit de Leenrechtvergoeding, de vergoeding uit e-lending, Thuiskopie- en Reprorechtvergoeding. De verdeling tussen de diverse rechthebbenden van deze gelden (Leenrecht bijv. 6 miljoen in 2021 beschikbaar, e-lending bijna 3 miljoen) is niet bekend en derhalve zijn deze bedragen niet meegenomen.

Voor slechts een klein deel van de vertalers geldt dat de directe inkomsten vanuit de opdrachtgever (uitgeverij) en subsidies substantieel zijn en vertalen hun voornaamste beroepsactiviteit is.

We onderscheiden vier groepen vertalers op basis van ontvangen inkomsten zoals hierboven omschreven in een bepaald jaar:

  • Neveninkomsten: vertalers voor wie de inkomsten tussen de € 1 en € 1.000 liggen;
  • Secundair inkomen: vertalers met een inkomen tussen de € 1.000 en brutominimumloon (€18.900);
  • Gemengde praktijk: vertalers met royalty’s tussen brutominimumloon en modaal (€37.000); en
  • Primair inkomen: auteurs die meer dan modaal aan royalty’s, vertaalwerk en subsidies ontvangen.

Verschillende bronbestanden

Voor dit onderzoek zijn drie databronnen aan elkaar gekoppeld. Als primaire bron is het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek (KB) gebruikt. Deze is door Gfk verrijkt met verkoopcijfers vanuit hun eigen database. En tenslotte heeft het Letterenfonds nog een subsidiebestand voor vertalers aangeleverd waarmee we nog aanvullende data konden toevoegen.

Primaire bron: Depot van Nederlandse publicaties

Het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek (KB) is een lijst van publicaties van alle bij de KB bekende Nederlandse auteurs. In het depot worden allerlei soorten boeken opgenomen. Niet alleen boeken voor algemeen publiek, zoals informatieve boeken, literatuur, kinder- en jeugdboeken en spannende boeken, maar ook studie- en wetenschappelijke titels. Alle ISBN’s die zijn verschenen vanaf 2008 zijn in dit onderzoek meegenomen. Sommige titels of ISBN’s ontbreken in het depot: wat uitgevers niet aanleveren bij de KB, komt ook niet in het depot terecht.

Het metadataverwerkingsbureau Ingressus heeft de data van de KB verrijkt met nieuwe kenmerken per ISBN zoals een gestandaardiseerde unieke auteursnaam, AWSO-code, geboorte- en sterfjaar van de auteur, of een titel oorspronkelijk in het Nederlands is geschreven of vertaald, wat de rol van de maker is: auteur of vertaler, et cetera.

De lijst met publicaties is gefilterd zodat de lijst met ISBN’s alleen betrekking heeft op:

  • Boeken van de algemene markt (categorie A van de AWSO-code) zonder educatieve en wetenschappelijke publicaties
  • Papieren boeken (zonder digitale publicaties en luisterboeken in verband met het modelcontract dat alleen voor papieren boeken geldt);
  • leesboeken (non-books zijn eruit gefilterd);
  • boeken die vertaald zijn.

GfK verkoopdata

De tweede gebruikte bron bestaat uit de verkoopdata van GfK die via het scanonderzoek is verkregen. Met verkoopdata bedoelen wij de jaarlijkse afzet en omzet van elke unieke oorspronkelijk Nederlandstalige titels vanaf 2008. GfK registreert wekelijks kassa-aanslagen van verkochte boeken in Nederland. De data worden rechtstreeks van (online) boekenretailers verkregen: dit zijn de ‘panelleden’ van GfK. De panelleden hebben een dekkingspercentage van 90% van de algemene boekenmarkt. De verkoopdata zijn beschikbaar op ISBN.

Het is helaas niet mogelijk om de gehele database van GfK met verkoopcijfers te koppelen aan alle data van KB. Dit heeft verschillende redenen. GfK registreert bijvoorbeeld alleen verkopen via de retail. Ook zijn deze gegevens exclusief de omzet in België. Daarnaast registreert KB alleen ISBN’s van nieuwe boeken; wanneer een bestaand boek opnieuw wordt uitgegeven met een nieuwe ISBN, wordt deze vaak niet opgenomen in de KB-database, maar wel gebruikt door GfK. In eerste instantie bedroeg de matching per jaar gemiddeld op 70%. Door gebruik te maken van NSTC-codes is het matchingpercentage verhoogd naar 75%. NSTC staat voor National Standard Text Code. Het is, net als een ISBN, een uniek nummer. Een NSTC is bedoeld om álle verschijningsvormen van een titel samen te identificeren. Het uiteindelijke matchingpercentage is een goede steekproef.

De reikwijdte van het onderzoek beperkt zich tot titels gepubliceerd tussen 2008 en 2020. De verkoop van deze titels is voor de periode 2017-2021 geanalyseerd. Aan de hand van het modelcontract voor vertalers en uitgevers zijn de royalty-omzet, vergoeding per woord, royalty’s en subsidies van het Letterenfonds berekend. Het gevolg van bovenstaande aanpak is dat de resultaten gezien moeten worden als indicatoren.

Subsidie database van het Letterenfonds

De derde gebruikte bron bestaat uit subsidie aanvragen die bij de NLF zijn ingediend. Dit kan door de uitgevers of door een vertaler zelf gebeuren. Hieruit hebben we de gehonoreerde aanvragen gefilterd. In dit bestand zijn verschillende variabelen opgenomen maar geen ISBN nummer zodat we eerst een bewerking van de bestanden moesten doen voordat we deze konden koppelen aan de andere databronnen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een formule waarbij gezocht werd op 3 variabelen: titel,  naam auteur en naam van de vertaler. Vervolgens konden deze extra gegevens met betrekking tot de ontvangen subsidies toegevoegd worden.

Modelcontract als uitgangspunt

Om het inkomen te berekenen van een vertaler hebben we gekeken naar de vergoeding per woord die ze kregen voor het vertalen van een titel, de royalty’s die ze hebben ontvangen over die titel en eventuele subsidie die ze via het Letterenfonds hebben ontvangen.

De vergoeding voor het vertaalwerk wordt bepaald door het aantal woorden in een boek. In 2022 is het minimumtarief in het modelcontract voor proza 7.0 eurocent per vertalen woord. Dit hebben we ook aangehouden bij het berekenen van de vergoeding.

In de praktijk blijkt dat niet alle vertalers met een modelcontract werken. Dit betekent dat van die groep niet zeker is of zij het minimumtarief ontvangen. Vaak ligt dit lager. Daarnaast ontvangt deze groep over het algemeen ook geen royalty’s. Er zijn geen cijfers beschikbaar m.b.t. de verhouding vertalers die wel of niet met het modelcontract werken. De Auteursbond verwijst hiervoor naar het onderzoek ‘Dagelijks Brood’ gepubliceerd door de Taalunie.

Dit onderzoek is uitsluitend uitgevoerd onder literair vertalers maar geeft een indicatie van de dekkingsgraad van vertalers die met een modelcontract werken. Omdat in ons onderzoek ook niet-literaire vertalers zijn meegenomen is de verwachten dat het percentage dat met het modelcontract werkt lager ligt. Vanuit het onderzoek gepubliceerd door de taalunie werkt ongeveer 56% met het modelcontract (42% altijd en 14% soms). Vanuit het onderzoek ‘Dagelijks brood’ weten we dat het verschil tussen de boven- en de onderkant van de markt maar liefst 48 procent bedraagt. Deze brandbreedte hebben in ons onderzoek aangehouden. De vergoeding van 7.0 hanteren we als de bovengrens en 3.36 de ondergrens.

In het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek (KB) is een van de variabelen het aantal pagina’s in een boek. In het Subsidiebestand van NLF was een van de variabelen het aantal woorden per boek. We hebben o.a. deze data gebruikt om een gemiddelde te bereken voor het aantal woorden per pagina. Hiermee konden we voor alle titels het aantal woorden berekenen en vermenigvuldigen met de vergoeding per woord over de bandbreedte.

De subsidiebedragen die door het Letterenfonds zijn uitgekeerd werden vermeld in het bestand als aparte variabele. De hoogte van de subsidies is afhankelijk van meerdere factoren waaronder het literaire belang en ook de moeilijkheidsgraad van de vertaling. Er geldt een inkomensgrens die voor 2022 is vastgesteld op € 45.000 belastbaar inkomen. Het belastbaar verzamelinkomen mag niet hoger zijn dan bovengenoemd bedrag in de jaren waarin aan het gesubsidieerde vertaalproject wordt gewerkt.

De hoogte van de royalty’s hangt af van de hoogte van de afzet. Gebaseerd op het modelcontract voor auteurs is de onderstaande staffel gehanteerd om de inkomsten per vertaler te schatten.

  • Onder de 4000 exemplaren worden geen royalty’s uitgekeerd aan vertalers
  • 2% van de omzet (exclusief btw) bij verkoop van 4.000 tot 100.000 exemplaren;
  • 2,5% bij verkoop van 100.000 of meer exemplaren;

Vervolgens is, afhankelijk van de bovenstaande staffel, berekend hoeveel vertalers verdiend hebben aan royalty’s.  Een beperkende factor is dat titels vaak ook een alternatief ISBN hebben. Zo heeft een hardcopy vaak een ander ISBN dan een paperback versie. Deze alternatieve versies zijn wel meegenomen in het onderzoek, maar voor de staffelberekening bleek het vooralsnog lastig om alle alternatieve ISBN’s te groeperen met de oorspronkelijke ISBN. Het gaat immers om dezelfde titel waarover de staffel betrekking heeft. Hierdoor zal het aantal verkochte exemplaren per titel lager uitvallen dan daadwerkelijk het geval.

Een titel kan over meerdere jaren verkocht worden en telt dan mee in de staffelberekening. De staffel wordt cumulatief toegepast. Het laten doorlopen van de verkopen per jaar levert een nauwkeurigere berekening op. Nadeel van deze methode is echter wel dat voor de verkochte titels de gemiddelde prijs door de jaren heen is berekend in plaats van een berekening per jaar. Deze nieuwe methode houdt dus geen rekening met later gepubliceerde (soms duurdere of goedkopere) versies van boeken.

De data gaan over een periode van 2008 tot en met 2020. Dit betekent dat titels die voor 2008 zijn verschenen niet worden meegeteld bij de inkomsten van vertalers uit boekverkoop. Hierdoor zullen de inkomsten vanuit sommige (vooral succesvolle) titels lager uitvallen in dit onderzoek dan in werkelijkheid.

Twee onderzoeksgroepen

Naast alle vertalers in de Nederlandstalige algemene boekenmarkt, is er een analyse gemaakt van vertalers van literair-culturele titels, gebaseerd op de selectie van literair-culturele NUR-codes. Deze groep splitsen we nog uit naar twee genres. In totaal beschrijven we de markt dus als volgt:

  1. de gehele oorspronkelijk Nederlandstalige algemene boekenmarkt; en
  2. het literair-culturele segment daarbinnen, en deze uitgesplitst naar:
    1. Fictie
    2. Kinderboeken

Belangrijk om hierbij op te merken is dat de literair-culturele selectie een uitsnede is van de totale A-boekenmarkt. De twee groepen sluiten elkaar niet uit. Een vertaler kan dus in beide groepen voorkomen.  Ditzelfde geldt ook voor de inzoom op genres. Een vertaler uit de groep fictie kan ook een kinderboek hebben vertaald en zit dus ook in die groep.

Niet alle boeken tellen mee in het onderzoek

De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op een deel van de algemene boekenmarkt, namelijk alleen titels die vertaald zijn en alleen omzet van papieren boeken. Het betreft een uitsnede van de markt en kan niet vergeleken worden met algemene cijfers over de markt, zoals KVB Boekwerk die publiceert in de marktmonitor. In de onderzoeksverantwoording kunt u hierover meer lezen.