Toelichting bij het onderzoek

In 2023 heeft KVB Boekwerk een pilot onderzoek gedaan naar de inkomenspositie van vertalers. Hierbij hebben we het onderzoek naar de royalty’s van auteurs als vertrekpunt genomen. Dit onderzoek is een aanvulling op de Makersmonitor, waarin aantallen Nederlandse (literair-culturele) auteurs, vertalers en hun werk in kaart worden gebracht.  

Bij de pilot keken we naar inkomsten van vertalers in het jaar 2021 vanuit de ontvangen royalty’s,  vergoeding per woord, royalty’s en subsidies van het Letterenfonds (NLF). Hierbij hebben we de afspraken tussen vertalers en uitgevers uit het modelcontract als uitgangspunt genomen.  

In de gebruikte cijfers zijn niet meegenomen de gelden die vertalers daarnaast nog krijgen vanuit o.a. de Leenrechtvergoeding, de vergoeding uit e-lending, Thuiskopie- en Reprorechtvergoeding. De verdeling tussen de diverse rechthebbenden van deze gelden (Leenrecht bijv. 6 miljoen in 2021 beschikbaar, e-lending bijna 3 miljoen) is niet bekend en daarom zijn deze bedragen niet meegenomen. 

Voor slechts een klein deel van de vertalers geldt dat de directe inkomsten vanuit de opdrachtgever (uitgeverij) en subsidies substantieel zijn en vertalen hun voornaamste beroepsactiviteit is.  

In de pilot hebben we onderscheid gemaakt in vier groepen vertalers op basis van ontvangen inkomsten zoals hierboven omschreven in een bepaald jaar: 

  • Neveninkomsten: vertalers voor wie de inkomsten tussen de € 1 en € 1.000 liggen; 
  • Secundair inkomen: vertalers met een inkomen tussen de € 1.000 en brutominimumloon (€18.900); 
  • Gemengde praktijk: vertalers met royalty’s tussen brutominimumloon en modaal (€37.000); en 
  • Primair inkomen: auteurs die meer dan modaal aan royalty’s, vertaalwerk en subsidies ontvangen. 

Hierbij werd geen rekening gehouden met een jaarlijkse inflatiecorrectie. 

Aanpassingen inkomensmonitor 2025 

Na de publicatie van de pilot en voorafgaand aan het vervolg in 2025 heeft KVB Boekwerk in overleg met de Auteursbond en met hulp van Frank Huysmans een aantal aanpassingen gedaan om deze monitor te optimaliseren.  

Allereerst hebben we gezamenlijk een terminologie voor de verdeling in inkomensgroepen gevonden waarin niet (onbedoeld) een waardering doorklinkt. Als voorbeeld: het etiket ‘topvertalers’ voor de groep met de hoogste inkomsten zou kunnen suggereren dat iedereen uit de andere groepen kwalitatief minder goede vertalingen levert. En het etiket ‘gemengde praktijk’ doet geen recht aan de (meer-dan-)voltijders die net niet genoeg omzetten om bij de groep ‘primair inkomen’ gerekend te worden. Dit heeft geresulteerd in het gebruik van kleuren om de groepen te identificeren. 

Daarnaast hebben we de inkomensindeling per groep aangepast waarbij we als grens de algemene heffingskorting aangehouden hebben omdat deze ‘welvaartsvast’ lijkt te zijn. We zijn hierbij uitgegaan van 70% van het minimumloon.  

De inkomsten-ondergrens voor de groep ’Rood’ lag met 1000 euro nogal laag, waardoor die groep vrij omvangrijk werd. De bovengrens voor deze groep, 18.900 euro (het minimum-inkomen in 2021) lag daarentegen weer wat aan de hoge kant, waardoor de groep ‘Oranje’ weer wat aan de kleine kant was. 

De aanpassing wijzigt de ondergrens naar 2.888 euro, wat het bedrag is voor de algemene heffingskorting bij de inkomstenbelasting (2022). De bovengrens van de ‘grijze groep’ wordt 15.932, wat gelijk is aan 70% van het bruto minimumloon (2022), in beleidsjargon de grens voor ‘economische zelfstandigheid’ (en 100% bruto minimumloon heet ‘financiële onafhankelijkheid’). Verder wordt de grens tussen de oranje en groene categorie gelegd op 39.000, het modale inkomen (2022).  

Het aansluiten bij deze grenzen voor inkomsten (algemene heffingskorting) en inkomen (70% minimumloon, modaal inkomen) heeft als voordeel dat ze elk jaar in Den Haag worden bijgesteld aan de hand van de inflatie. Bij het herhalen van het onderzoek in de komende jaren kunnen de dan geldende bedragen worden toegepast om de groepen in te delen. Verschillen in de percentages per groep kunnen dan met recht en reden worden geduid als ‘verbetering’ dan wel ‘verslechtering’ van de inkomstenpositie. 

De nieuwe indeling van de inkomensgroepen is als volgt: 

  • Grijze categorie (voorheen Neveninkomsten): vertalers voor wie de inkomsten tussen de € 1 en € 2.888 liggen; 
  • Rode categorie (voorheen Secundair inkomen): vertalers met inkomsten tussen de € 2.888 en brutominimumloon (€15.932); 
  • Oranje categorie(voorheen Gemengde praktijk): vertalers met inkomsten tussen €15.932 en modaal (€39.000); en 
  • Groene categorie (voorheen Primair inkomen): vertalers die meer dan €39.000 aan royalty’s, vertaalwerk en subsidies ontvangen. 

Genoemde bedragen zijn die van 2022 en worden voor eerdere en latere jaren aangepast aan de toen/dan geldende bedragen cf. CBS/CPB. 

Ten slotte hebben we de aanpak rondom het toegekende bedrag per woord beoordeeld. In de pilot hebben we enerzijds rekening gehouden met vertalers die werken met het modelcontract en minimaal 7 cent per woord ontvangen (bovengrens). In de praktijk blijkt dat 48% niet met dit contract werkt; het kan voorkomen dat vertalers dan  3,5 cent per woord ontvangen wat de basis was voor de ondergrens. Vanaf 2024 maken we geen gebruik meer van een bandbreedte maar een gemiddelde. Dat maakt het voor de lezer veel duidelijker. 

Een laatste aanpassing betreft de rapportage. KVB Boekwerk-heeft meer focus gelegd op de groep ‘echte’  vertalers – rood, oranje en groen. De grijze categorie ’nevenbezigheid’ betreft hoogstwaarschijnlijk mensen die zichzelf niet als vertaler of schrijver zien en profileren. Daarom hebben wij  in de rapportage die groep wel beschreven zodat een goed beeld wordt geschetst van de totale groep, maar de aandacht is daarna uitgegaan naar de drie groepen die echt een substantieel deel van hun totale inkomsten uit vertalen betrekken. 

Bij de evaluatie van de pilot kwamen we erachter dat het aanvankelijk gehanteerde aantal vertalers in de pilot geen recht doet aan de realiteit. Bij het opstellen van het bestand is een andere methodologische keuze gemaakt en er bleek informatie te ontbreken die bij de tweede meting wel voor handen was. Dit resulteerde in dubbeltellingen in de eerste meting. Dit hebben we in de tweede meting gecorrieerd en nu komen we uit op een gemiddelde van ongeveer 1.500 vertalers die in een bepaald jaar inkomsten vanuit royalty’s, honoraria en/of subsidies hebben ontvangen. 

NB: Door de aanpassingen zijn de resultaten van de pilot niet meer te vergelijken met het vernieuwde onderzoek in 2025. 

Achterstand verwerking Koninklijke Bibliotheek en disclaimer data 2022 

Helaas bleek bij de pilot dat de Koninklijke Bibliotheek (KB) te maken had met een achterstand van de verwerking van nieuwe titels van 2022. In overleg met KB is er een inschatting gemaakt van de totale achterstand op het aantal titels. Maar wat de impact is op het totaal aantal vertalers wat is opgenomen in 2022 is niet bekend. Vertalers die in 2022 een boek hebben vertaald dat niet is opgenomen in de bronbestanden van KB zullen niet zijn meegeteld in 2022.  

Verschillende bronbestanden

Voor de pilot en het vervolgonderzoek zijn drie databronnen aan elkaar gekoppeld. Als primaire bron is het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek (KB) gebruikt. Deze is door Gfk verrijkt met verkoopcijfers vanuit hun eigen database. En tenslotte heeft het Letterenfonds nog een subsidiebestand voor vertalers aangeleverd waarmee we nog aanvullende data konden toevoegen. 

Primaire bron: Depot van Nederlandse publicaties

Het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek  is een lijst van publicaties van alle bij de KB bekende Nederlandse auteurs. In het depot worden allerlei soorten boeken opgenomen. Niet alleen boeken voor algemeen publiek, zoals informatieve boeken, literatuur, kinder- en jeugdboeken en spannende boeken, maar ook studie- en wetenschappelijke titels. Alle ISBN’s die zijn verschenen vanaf 2008 zijn in dit onderzoek meegenomen. Sommige titels of ISBN’s ontbreken in het depot: wat uitgevers niet aanleveren bij de KB, komt ook niet in het depot terecht. 

Het metadataverwerkingsbureau Ingressus heeft de data van de KB verrijkt met nieuwe kenmerken per ISBN zoals een gestandaardiseerde unieke auteursnaam, AWSO-code, geboorte- en sterfjaar van de auteur, of een titel oorspronkelijk in het Nederlands is geschreven of vertaald, wat de rol van de maker is: auteur of vertaler, et cetera. 

De lijst met publicaties is gefilterd zodat de lijst met ISBN’s alleen betrekking heeft op:  

  • Boeken van de algemene markt (categorie A van de AWSO-code) zonder educatieve en wetenschappelijke publicaties 
  • Papieren boeken en e-books 
  • leesboeken (non-books zijn eruit gefilterd); 
  • boeken die vertaald zijn.

GfK verkoopdata

De tweede bron bestaat uit de verkoopdata van GfK:de jaarlijkse afzet en omzet van elke unieke oorspronkelijk Nederlandstalige titels vanaf 2008. GfK registreert wekelijks kassa-aanslagen van verkochte boeken in Nederland. De data worden rechtstreeks van (online) boekenretailers verkregen: dit zijn de ‘panelleden’ van GfK. De panelleden hebben samen een dekkingspercentage van 90% van de algemene boekenmarkt. De verkoopdata zijn beschikbaar op ISBN. 

Het is helaas niet mogelijk om de gehele database van GfK met verkoopcijfers te koppelen aan alle data van KB. Dit heeft verschillende redenen. GfK registreert bijvoorbeeld alleen verkopen via de retail. Ook zijn deze gegevens exclusief de omzet in België. Daarnaast registreert KB alleen ISBN’s van nieuwe boeken; wanneer een bestaand boek opnieuw wordt uitgegeven met een nieuwe ISBN, wordt deze vaak niet opgenomen in de KB-database, maar wel gebruikt door GfK. In eerste instantie bedroeg het matchingspercentage per jaar gemiddeld op 70%. Door gebruik te maken van NSTC-codes is dit percentage verhoogd naar 75%. NSTC staat voor National Standard Text Code. Het is, net als een ISBN, een uniek nummer. Een NSTC is bedoeld om álle verschijningsvormen van een titel samen te identificeren.  

De reikwijdte van het onderzoek beperkt zich tot titels gepubliceerd tussen 2008 en 2020. De verkoop van deze titels is voor de periode 2017-2021 geanalyseerd. Aan de hand van het modelcontract voor vertalers en uitgevers is de royalty-omzet, vergoeding per woord, royalty’s en subsidies van het Letterenfonds berekend.  Het gevolg van bovenstaande aanpak is dat de resultaten gezien moeten worden als indicatief. 

Subsidie database van het Letterenfonds

De derde gebruikte bron bestaat uit subsidie aanvragen die bij de NLF zijn ingediend. Dit kan door de uitgevers of door een vertaler zelf gebeuren. Hieruit hebben we de gehonoreerde aanvragen gefilterd. In dit bestand zijn verschillende variabelen opgenomen maar geen ISBN zodat we eerst een bewerking van de bestanden moeten doen voordat we deze kunnen koppelen aan de andere databronnen. Hiervoor is gebruikgemaakt van een formule waarbij gezocht werd op 3 variabelen: titel,  auteursnaam en naam van de vertaler. Vervolgens konden deze extra gegevens met betrekking tot de ontvangen subsidies toegevoegd worden.  

Modelcontract als uitgangspunt

Om het inkomen te berekenen van een vertaler kijken we naar de vergoeding per woord die ze kregen voor het vertalen van een titel, de royalty’s die ze hebben ontvangen over die titel en eventuele subsidie die ze via het Letterenfonds hebben ontvangen.  

De vergoeding voor het vertaalwerk wordt bepaald door het aantal woorden in een boek. In 2022 is het minimumtarief in het modelcontract voor proza 7.0 eurocent per te vertalen woord.  

In de praktijk blijkt dat niet alle vertalers met een modelcontract werken. Dit betekent dat van die groep niet zeker is of zij het minimumtarief ontvangen. Vaak ligt dit lager. Daarnaast ontvangt deze groep over het algemeen ook geen royalty’s. Er zijn geen cijfers beschikbaar m.b.t. de verhouding vertalers die wel of niet met het modelcontract werken. De Auteursbond verwijst hiervoor naar het onderzoek ‘Dagelijks Brood’ gepubliceerd door de Taalunie. 

Dit onderzoek is uitsluitend uitgevoerd onder literair vertalers maar geeft een indicatie van de dekkingsgraad van vertalers die met een modelcontract werken. Omdat in ons onderzoek ook niet-literaire vertalers zijn meegenomen is de verwachting dat het percentage dat met het modelcontract werkt lager ligt. Vanuit het onderzoek gepubliceerd door de Taalunie werkt ongeveer 56% met het modelcontract (42% altijd en 14% soms). Vanuit het onderzoek ‘Dagelijks Brood’ weten we dat het verschil tussen de boven- en de onderkant van de markt maar liefst 48 procent bedraagt. Met deze brandbreedte hebben we rekening gehouden bij het berekenen van het gemiddelde bedrag per woord. We hanteren een gemiddelde van 5,25 eurocent per woord vanaf 2024. 

In het Depot van Nederlandse Publicaties van de KB is een van de variabelen het aantal pagina’s in een boek. In het subsidiebestand van het NLF was een van de variabelen het aantal woorden per boek. We hebben o.a. deze data gebruikt om een gemiddelde te berekenen voor het aantal woorden per pagina. Hiermee konden we voor alle titels het aantal woorden berekenen en vermenigvuldigen met de vergoeding per woord over de bandbreedte.  

De subsidiebedragen die door het Letterenfonds zijn uitgekeerd werden vermeld in het bestand als aparte variabele. De hoogte van de subsidies is afhankelijk van meerdere factoren waaronder het literaire belang en ook de moeilijkheidsgraad van de vertaling. Er geldt een inkomensgrens die voor 2022 is vastgesteld op € 45.000 belastbaar inkomen. Het belastbaar verzamelinkomen mag niet hoger zijn dan bovengenoemd bedrag in de jaren waarin aan het gesubsidieerde vertaalproject wordt gewerkt. 

De hoogte van de royalty’s hangt af van de hoogte van de afzet. Gebaseerd op het modelcontract voor auteurs is de onderstaande staffel gehanteerd om de inkomsten per vertaler te schatten.  

  • Onder de 4000 exemplaren worden geen royalty’s uitgekeerd aan vertalers 
  • 2% van de omzet (exclusief btw) bij verkoop van 4.000 tot 100.000 exemplaren; 
  • 2,5% bij verkoop van 100.000 of meer exemplaren; 

 

Vervolgens is, afhankelijk van de bovenstaande staffel, berekend hoeveel vertalers verdiend hebben aan royalty’s.  Een beperkende factor is dat titels vaak een alternatief ISBN hebben. Zo heeft een gebonden boek vaak een ander ISBN dan een paperback. Deze alternatieve versies zijn wel meegenomen in het onderzoek, maar voor de staffelberekening bleek het vooralsnog lastig om alle alternatieve ISBN’s te groeperen met de oorspronkelijke ISBN. Het gaat immers om dezelfde titel waarover de staffel betrekking heeft. Hierdoor zal het aantal verkochte exemplaren per titel lager uitvallen dan daadwerkelijk het geval is. 

Een titel kan over meerdere jaren verkocht worden en telt dan mee in de staffelberekening. De staffel wordt cumulatief toegepast. Het laten doorlopen van de verkopen per jaar levert een nauwkeurigere berekening op. Nadeel van deze methode is echter wel dat voor de verkochte titels de gemiddelde prijs door de jaren heen is berekend in plaats van een berekening per jaar. Deze nieuwe methode houdt dus geen rekening met later gepubliceerde (soms duurdere of goedkopere) versies van boeken. 

De data gaan over een periode van 2008 tot en met 2020. Dit betekent dat titels die voor 2008 zijn verschenen niet worden meegeteld bij de inkomsten van vertalers uit boekverkoop. Hierdoor zullen de inkomsten vanuit sommige (vooral succesvolle) titels lager uitvallen in dit onderzoek dan in werkelijkheid. 

Twee onderzoeksgroepen

Naast alle vertalers in de Nederlandstalige algemene boekenmarkt, is er een analyse gemaakt van vertalers van literair-culturele titels, gebaseerd op de selectie van literair-culturele NUR-codes. Deze groep splitsen we nog uit naar twee genres. In totaal beschrijven we de markt dus als volgt: 

  • de gehele oorspronkelijk Nederlandstalige algemene boekenmarkt; en 
  • het literair-culturele segment daarbinnen 
  • en een inzoom van de drie hoogste inkomensgroepen (exclusief de grijze categorie) 

Belangrijk om hierbij op te merken is dat de literair-culturele selectie een uitsnede is van de totale A-boekenmarkt. De twee groepen sluiten elkaar niet uit. Een vertaler kan dus in beide groepen voorkomen.  Ditzelfde geldt ook voor de inzoom op genres. Een vertaler uit de groep fictie kan ook een kinderboek hebben vertaald en zit dus ook in die groep. 

Niet alle boeken tellen mee in het onderzoek

De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op een deel van de algemene boekenmarkt, namelijk alleen titels die vertaald zijn en alleen omzet van papieren boeken. Het betreft een uitsnede van de markt en kan niet vergeleken worden met algemene cijfers over de markt, zoals KVB Boekwerk die publiceert in de marktmonitor. In de onderzoeksverantwoording van de marktmonitor kunt u hierover meer lezen.